Waterleidingduinen zonsopkomst

Peru

Op 23 augustus 2002 beginnen wij aan onze rondreis van ruim 3 weken door Peru. We hebben al wel gewandeld in de Alpen, en zijn eerder in het Caribisch gebied geweest, maar zo’n grote reis hebben we nog niet eerder gemaakt. Het is een georganiseerde reis met reisorganisatie Blue Planet. De reis brengt ons langs de hoogtepunten van Peru. Wij beginnen in Lima. Daarna gaan wij langs de kust naar het zuiden naar Pisco, Paracas, Balestas eilanden en Ica. Vervolgens gaan wij de binnenlanden in en bekijken wij de beroemde Nascalijnen en mummies, en daarna gaan wij naar Arrequipa en Colca Canyon. Vervolgens gaan wij naar Puno, Titicacameer en Sillustani en tenslotte gaan wij nog naar Cusco waar wij de beroemde inca-trail lopen.

Lima

We vliegen op 23 augustus van Amsterdam naar Madrid waar we op het vliegveld een tijdje moeten wachten en moeten overstappen. Van Madrid vliegen we rechtstreeks met Iberia naar Lima, de hoofdstad van Peru. In Lima komen we aan het einde van de avond – lokale tijd – aan, waar we worden opgewacht door onze reisbegeleider Wido. Hij is een welbespraakte Nederlander van onze leeftijd die al heel wat reizen in Peru en omstreken heeft gemaakt. Hij spreekt dan ook vloeiend Spaans, wat van de lokale talen en kent de route, de bezienswaardigheden en de restaurantjes en cafés onderweg. Na een korte kennismaking gaan wij naar bed, er wacht ons een mooie maar inspannende reis.

Naast ons zijn er slechts twee andere reizigers en onze gids. Maar als wij de volgende ochtend wakker worden, blijkt dat een van onze medereizigers zich alsnog heeft afgemeld; wij zijn dus inclusief Wido met slechts vier man; bijna een privéreis.

Na het ontbijt en de kennismaking met onze (enige) reisgenoot, Rene, gaan we op pad om Lima te verkennen. Uiteraard gaan we naar het centrale plein dat in elke stad in Peru te vinden is: Plaza des Armas. Aan dit plein zijn vrijwel alle belangrijke gebouwen van Lima gevestigd zoals het presidentiële paleis en de Franciscus kerk. Uiteraard staat hier ook een standbeeld van Francisco Pizarro, de man die Peru voor de Spanjaarden veroverde op de oorspronkelijke bewoners.

Lima is een grauwe, grijze stad wat grotendeels wordt veroorzaakt door de vrijwel altijd aanwezig zeemist, bewolking en smog die er hangt. Gelukkig is het ’s middags een beetje beter want we rijden dan omhoog naar de Cerro San Cristobal. Vanaf deze heuvel ten noorden van het centrum van Lima heb je een prachtig uitzicht over de stad.

Pisco, Paracas, Balestas eilanden en Ica

Vandaag, 25 augustus, vertrekken we met de bus vanuit Lima zuidwaarts langs de kust naar Pisco. Nadat we ons in het hotel hebben geïnstalleerd, gaan we meteen op pad richting het nationale park Paracas. Hier aangekomen is het eerst tijd voor de lunch: rauwe vis (Cviche). Daarna bekijken we onder andere de Cathedral, een prachtige door wind en zee uitgeslepen rotsformatie die wel wat weg heeft van een kathedraal. We zien in de verte flamingo´s en schitterende landschappen. De rotsen zijn op sommige plaatsen helemaal wit, er ligt een dikke laag vogelpoep op. Na een bezoekje aan het lokale museum is het tijd om terug te gaan naar Pisco.

Vroeg in de ochtend gaan we weer op pad richting Paracas, maar dit keer stappen we in open boot voor een tochtje naar de Ballestas eilanden. Deze eilanden worden ook wel de kleine Galapagos eilanden genoemd. Niet geheel terecht, maar wel erg mooi. De eilanden, kale rotsen is een betere benaming, zitten vol vogels, pinguïns en zeehonden en vooral onder de vogelpoep. Vooral het zeeleeuwenstrand maakt indruk en dan vooral om het geweldige lawaai dat deze massa op elkaar gepakte dieren maakt. Op de terugreis komen we langs een rotswand met een groot teken van een kandelaar erin , waarvan we later in Nasca nog meer zullen zien. Ook zien we, slechts heel even, dolfijnen en heel veel pelikanen.

In de middag gaan we op weg naar Ica, een stuk landinwaarts gelegen midden in de woestijn. Vanuit Ica bezoeken we een oase waar van enorme zandduinen wordt geskied. Een uurtje lekker zwemmen en zonnen om bij te komen van de vermoeidheid van de eerste drukke dagen. ´s Avonds gaan we met de bus naar Nasca, alwaar we na het eten snel naar bed gaan.

Nascalijnen en mummies

De volgende dag begint bewolkt en dat is erg vervelend omdat we dan niet de lucht in kunnen voor een vlucht over de beroemde Nascalijnen. Dan maar eerst een video bekijken over het ontstaan van de lijnen. Gelukkig is het dan weer wat opgeklaard en kunnen we alsnog de lucht in met een minivliegtuigje. Een misselijkmakende vlucht van een half uurtje later staan we weer op de grond. Het uitzicht was schitterend, we zagen diverse geometrische lijnen, en de bekende vormen van de astronaut, aap, spin, kolibrie, condor en handen, etc. Het duurt wel een hele tijd voordat onze magen weer bekomen zijn van de stunts van onze piloot.

In de middag bezoeken we een pre-Inca begraafplaats. In deze, nu open, begraafplaatsen zitten de mummies rechtop en valt vooral hun lange haar op. Verder bezoeken we nog een keramiekfabriekje en een plaatselijke gouddelver. Daarna vertrekken we per nachtbus naar Arequipa.

Arrequipa en Colca Canyon

Wij komen vroeg in de ochtend van 28 augustus aan in Arequipa, een van de rijkste steden van Peru. Arequipa is een schitterende stad gelegen op ca. 2300 meter hoogte. We verkennen de stad en komen, uiteraard, al snel uit op de vlak bij ons hotel gelegen Plaza des Armas. Vanuit het hotel hebben we ook een prachtig uitzicht op de Misti vulkaan en andere toppen van het Andes gebergte, waaronder ook de Ampato vulkaan. Op de flanken van deze vulkaan werd in 1995 het ijsmeisje Juanita gevonden. 500 Jaar eerder werd zij door de Inca´s geofferd op deze berg en sindsdien is zij onder de sneeuw en het ijs verborgen en bijzonder goed bewaard gebleven.

Vandaag gaan we op weg naar de Colca Canyon, een van de weinige plaatsen op aarde waar nog Condors te zien zijn. Voor dat het zover is, moeten we nog een stukje rijden. We gaan met een busje van Arequipa, gelegen op ca 2300 meter hoogte de Andes in. We komen over de hoogvlaktes, Altiplano, met de kenmerkende flora en fauna en de schitterende landschappen. Via de Altiplano gaan we verder omhoog tot de hoogste pas die we moeten nemen op bijna 4900 meter hoogte. Daar stappen we natuurlijk even uit de bus; het gebeurt niet vaak dat je op bijna 5000 meter hoogte staat. Meer dan staan of zitten is het inderdaad ook niet, want elke stap kost vreselijk veel moeite. We hebben duidelijk last van de hoogte. Dat merk je ook door een licht hoofdpijn, duizeligheid en misselijkheid. Gelukkig hebben de gidsen cocaleaves bij zich, blaadjes van de cocaplant die een beetje helpen tegen de hoogteverschijnselen.

Na een mooie toch, met een spectaculaire daling aan het einde, komen we aan in Chivay dat nog altijd boven de 3000 meter hoogte ligt. Chivay is een klein dorpje waar weinig gebeurt, uitgezonderd de niet al te grote stroom toeristen die hier overnacht om de Condors te bekijken. Als we aankomen schijnt de zon en kunnen we even bijkomen van de rit. Echt veel trek in eten hebben we niet; nog wat last van de hoogte. Aan het einde van de middag, als de zon onder gaat wordt het snel kouder. Veel kouder zelfs en ook aardedonker. Tot overmaat van ramp doet ook de elektriciteit in het hotel het niet. Geen licht, geen verwarming. Het is dus extra lekker dat we voor het slapen gaan nog even gaan genieten van de warmwaterbronnen la Calera net buiten Chivay. Daarna vroeg onder een extra dikke laag dekens.

Vandaag staan we weer vroeg op. Uitslapen zit er deze vakantie niet in. Na het ontbijt stappen we in het busje voor een rit over een slingerende en hobbelige weg met aan onze rechterkant de Colca Canyon. Na ruim een uur komen we aan op een plaats waar al meerdere busjes staan en meer dan 100 mensen naar het ravijn staan te kijken. Dat doen wij dus ook en dan zien we in de diepte de condors vliegen. Langzaam, met het opwarmen van de lucht in de canyon, komen ze hoger en hoger. Ondanks de grote hoeveelheid mensen is het er doodstil. Iedereen is erg onder de indruk. Wij ook, vooral als na een uurtje de condors op gelijke hoogte zijn met ons. Een enkele vliegt vlak over ons hoofd en dan pas zie je hoe enorm groot deze vogels zijn, met een spanwijdte van ruim 3 meter. Je hoort ze over zoeven. Wij hebben zelden iets zo indrukwekkend gezien. De tijd vliegt voorbij en helaas moeten we weer weg. We gaan via dezelfde route terug, dit is ook de enige toegangsweg tot de canyon, dus weer over de pas maar daar hebben we nu minder last van. We raken al gewend aan de hoogte en dat is maar goed ook want we blijven vanaf nu op hoogte de rest van de reis.

Toch nog een beetje uitgeslapen. Vandaag is een rustdag, zonder programma. Toch willen we nog een hoop doen. We gaan naar het Monasterio de Santa Catelina, een eeuwenoud klooster, dat ook vandaag de dag nog in gebruik is. Ook bezoeken we het Museo Santuarios Andinoa. In dit museum is Juanita, het ijsmeisje, te zien.

Ook vandaag blijven we nog in Arequipa. We doen lekker niks en aan het einde van de middag maken we ons op voor de volgende etappe van de reis. We gaan met de nachtbus naar Puno.

Puno, Titicacameer en Sillustani

Na een nacht in de bus, met veel te kleine stoelen, herrie en diverse geuren om ons heen arriveren we in Puno op 2 september. Puno ligt op ca. 3000 m hoogte aan het Titicacameer en het is er koud. Gelukkig doet in het hotel de elektriciteit het wel en is er een lekkere warme douche. We verkennen de stad en de omgeving. Uiteraard komen we op de Plaza des Armas. Maar we bezoeken ook de Yavari, het eerste stoomschip dat op Titicacameer heeft gevaren. Dit schip is in onderdelen vanuit Europa naar de westkust van Zuid-Amerika gevaren en vandaar met ezels naar het meer gebracht en vervolgens in elkaar gezet. Omdat het een navigeerbare boot betreft, is het Titicacameer het hoogst bevaarbare meer ter wereld.

In de middag bezoeken we een dorpje in de omgeving, Chucuito. Hier bezoeken we een fallus-tempel en ook een vissenkwekerij. Verder is er niet echt veel te doen, maar het uitzicht op het Titicacameer is wel prachtig.

We gaan het meer op. Met een motorboot varen we naar de Uros eilanden. Deze eilanden bestaan geheel uit riet en drijven op het meer. Een ca. 50 cm aaneengesloten rietveld met daarop nog eens 50 cm gesneden riet. Het eiland golft als je er op loopt, net als op veen, maar dan erger. Best een raar idee om op een metertje riet te staan midden in of op een enorm meer dat ijskoud is. Overigens zijn de eilanden gewoon bewoond. Er staan huizen, er is een school, etc. We maken een oversteek van het ene naar het andere eiland per rietboot. Een leuke ervaring.

Van de Uros eilanden gaan we, weer per motorboot, naar een ander eiland, Taquille. Dit is gewoon een rots in het meer, dus geen gedrijf meer. Het opmerkelijke op dit eiland is dat veel mannen de hele dag zitten te breien. Je kunt dan ook veel truien, mutsen en tassen kopen. Na een prima lunch vertrekken we weer naar Puno. Oorspronkelijk zouden we op een derde eiland overnachten, maar daar hebben we maar van af gezien. We prefereren een warme douche en een goed bed.

Vanuit Puno gaan we op weg naar Cusco, maar we maken eerst een tussenstop in Sillustani. Hier bezoeken we de graftombes of chullpas. Deze tombes zijn wel tot 12 meter hoog. En dat is nodig, want als de heer des huizes overleed werd hij begraven met alles wat hij nodig mocht hebben tijdens zijn reis naar de andere wereld, inclusief zijn bediendes!

Nadat we hier een tijdje hebben rondgewandeld gaan we verder en komen we bij een boertje terecht. Hij runt naast een boerenbedrijfje ook een toeristenshop en bedrijft zo’n beetje alle traditionele ambachten en demonstreert deze ook. Zo weeft hij kleden, die hij zelf ook verkoopt. Ook kweekt hij de lokale lekkernij: cuy (cavia). We kopen een kleedje en gaan weer weg waarbij we nog lang worden nagezwaaid door deze vriendelijke man. We gaan op weg naar Cusco, de oude Inca hoofdstad.

Cusco en Incatrail

De eerste dag in Cusco is er een om zelf te besteding. Uiteraard gaan we naar de Plaza des Armas. In Cusco is dat een prachtig en groot plein met schitterende gebouwen. Cusco is sowieso een mooie stad die veel historie uitstraalt.

Vandaag gaan we een mooie wandeling maken in de omgeving. Zo maken we vast kennis met onze eerst Inca-ruïnes en lopen we een beetje in voor de toch die nog gaat komen. We bezoeken Pisach en de Sacred Valley ofwel El Valle Sagrado. We wandelen ca. 5 km flink bergop en komen via allerlei kleinere ruïnes en mooie vergezichten uiteindelijk bij ons doel uit: een hele Inca Stad. Via een normale weg gaan we weer terug naar Pisach waar we nog even over de markt lopen en daarna terug naar Cusco.

Vandaag gaat het gebeuren: we gaan beginnen aan de IncaTrail. Een wandeltocht van 4 dagen over een van de oude Inca wegen. Er zijn eindeloos veel van deze oude wegen, van vele kilometers lengte, want het Inca rijk was enorm uitgestrekt. Echter, het bekendste pad is dat van “KM 82”, op ca. 2600 m hoogte, letterlijk aan het einde van de weg, naar Machu Picchu op ca. 2400 m hoogte. Onderweg passeer je diverse ruïnes en ga je over diverse passen waarvan die aan het einde van de tweede dag met 4200 m de hoogste is.

Aan het einde van de ochtend op 7 september verzamelen we bij het startpunt. Ons kleine groepje sluit zich aan bij een grotere groep, met gids en dragers. Alles wordt ingepakt en verdeeld en de verschillende groepen gaan op weg. Er zijn diverse groepen die min of meer tegelijk met ons vertrekken. De dragers lopen vooruit en wij volgen in een rustiger tempo. Het gaat langzaam maar zeker een beetje bergop, maar het is nog niet echt vermoeiend. De tocht is prachtig en na een uurtje of wat lopen zien we een mooie ruïne onder ons liggen. Daarna weer verder en rond lunchtijd stoppen we, het is tijd voor pauze. De dragers hebben ondertussen de tafel gedekt en het eten is klaar. Het is ongelooflijk wat die gasten allemaal meenemen en in welk tempo ze lopen. Ze doen ook wedstrijden over deze toch en waar wij er vier dagen over lopen doen zij het dan in minder dan 4 uur.

Na de lunch gaat het weer verder en aan het einde van de middag komen we op onze eerste overnachtingsplaats aan. Een WC is er niet op deze “camping”, laat staan een douche. De tenten staan op een smalle, min of meer vlakke rand op de berghelling. We eten in de grote tent en na het eten is het donker en erg koud en dus kruipen we snel onder de wol. Eerste genieten we nog even van de geweldige sterrenhemel. De volgende dag beloofd een zware te worden.

De tweede dag breekt aan. Onze grote rugzak geven we maar aan een van dragers. We dragen zelf alleen onze kleine rugzak. En dat is al zwaar genoeg. Na het ontbijt gaan we op pad en het gaat omhoog, en verder omhoog en nog verder omhoog, deels over trappen. Een prachtige, maar vreselijk zware wandeling. We klimmen van 3000 meter naar 4200 meter hoogte. Gelukkig is de catering onderweg weer goed verzorgd. Warme thee en popcorn, lekker. Daarna weer verder en in de loop van de middag komen we aan op de top. Daar wachten we eindeloos tot iedereen van de groep is gearriveerd en heeft de gids een drankje meegenomen om op onze overwinning te toosten. Dit helpt ook tegen de kou, want het is bijzonder onaangenaam op de top. Koud en veel wind. Gelukkig hebben we warme kleding bij ons. Nu nog een klein stukje, vooral bergaf, en we komen aan bij de tweede overnachtingsplaats. Hier zijn wel toiletten en is zelfs een douche, maar deze is koud en het is al zo koud buiten.

De derde dag van de trail breekt aan. De route gaat vooral naar beneden. Eerst langs diverse ruïnes en daarna door het nevelwoud. De naam zegt het al, hier is dichte vegetatie met een constante mist en bewolking erboven. Na het nevelwoud komt het regenwoud. Helaas geldt in dit geval ook dat het woord het al zegt, want het begint te regenen. De gidsen kiezen na de lunch voor een kortere, maar steilere en onverharde route. Door de aanhoudende regen wordt de route een modderglijbaan. Vrijwel iedereen glijdt wel een keer uit en alles en iedereen zit onder de bagger. We zien niet veel en zijn blij als we tegen het einde van de middag bij de derde overnachtingsplaats aankomen. Hier is een café want deze plaats is zelfs bijna met de auto te bereiken. Minder fanatieke toeristen gaan met de trein en auto naar Machu Picchu en overnachten dan hier. Wij hebben er drie dagen voor gelopen.

We staan de vierde dag erg vroeg op; om 4 uur. Dit is nodig omdat we nog een kleine twee uur te lopen hebben voordat we bij Inti Punku, de zonnepoort, aankomen. Zaklampen zijn noodzakelijk want het is nog aardedonker. Vanaf Inti Punktu kun je de zon mooi over Machu Picchu zien opkomen; als hij schijnt. Helaas is het nog een beetje bewolkt. Als de zon af en toe tussen de wolken doorkomt is het inderdaad erg mooi. Het uitzicht op Machu Picchu is sowieso erg mooi. Na een uurtje van het uitzicht genoten te hebben lopen we het laatste stukje naar Machu Picchu. Daar krijgen we een uitgebreide rondleiding door deze schitterend bewaard gebleven stad. Het is de enige Inca stad van enige omvang die niet door de Spanjaarden is ontdekt en met de grond gelijk gemaakt. Dat is niet zo verwonderlijk want je kunt er bijna niet komen.

In de middag gaan we via een steile en kronkelende weg met de bus weer naar beneden naar Aguas Calientes. Hier komen we in een cafeetje bij van de tocht. Later vertrekken we met de trein naar Ollantaytambo en van daar uit met de bus terug naar Cusco. De spoorlijn is de enige verbinding tussen Aguas Calientes en de rest van de bewoonde wereld. Terug in Cusco is het tijd voor een lange en warme douche en een goede maaltijd en dan naar bed.

Na een heerlijke nacht in een echt bed hebben we de hele dag (11 september ondertussen) om ons in Cusco te vermaken. Eerst lekker ontbijten, een beetje rond de Plaza des Armas vertoeven. Een boekje lezen in het zonnetje, een beetje op zoek naar souvenirs, een bezoekje aan het museum, etc. Daarna is het tijd voor de lunch, maar Mandy voelt zich niet zo lekker. We eten toch wat, maar laten de maaltijd halverwege voor wat hij is. Een paar minuten later gooit Mandy haar ontbijt er weer uit op de trappen van de Cathedraal. Als ze weer een beetje is bijgekomen vraagt een geduldige postkaartenverkoper, wiens schoenen bijna onder de kots zitten, of we niet toch een kaartje willen kopen. Nee dus, we gaan naar het hotel waar Mandy in bed kruipt. Later die dag, tijdens het avondeten, wordt ik ook niet lekker. Fijn, samen ziek. Overgeven, diarree; het komt er aan alle kanten uit bij ons beiden en dat terwijl er maar 1 toilet in de kamer is. De helft van de nacht brengen we op, naast, onder en boven die toilet, de prullenbak en de wastafel door. Achteraf erg grappig, maar op dat moment toch iets minder.

Na een vreselijke nacht gaat het langzaam weer wat beter. Toch gaan we maar even iets bij de apotheek halen want ’s middags vliegen we naar Lima terug. In Peru kun je bij de apotheek, zonder recept, van alles en nog wat krijgen waaronder antibiotica. Dat doen we toch maar niet, een soort Norit is voorlopig wel voldoende. We knappen langzaam weer wat op. ’s Avonds hebben we zelfs weer wat trek en bij de Chinees (in Peru!) eten we een klein beetje rijst. We houden het binnen, dus het gaat de goede kant op.

De nacht was weer wat beter, we voelen ons weer een klein beetje beter. Vandaag is de laatste dag. We doen overdag niet veel meer dan onze tassen inpakken. ’s Middags gaan we naar het vliegveld en nemen we afscheid van Wido. We vliegen terug naar Amsterdam, met weer een tussenstop in Madrid. Onze moeders staan ons in Amsterdam op te wachten, ook al is het al laat. Het was een onvergetelijke reis.